In de Volkskrant van 23 januari staat een uitgebreid artikel over de geschiedenis van het Outbreak Management Team, het OMT, dat als belangrijkadviesorgaan van de overheid diende en dient bij bestrijding van de corona pandemie. Willem Feenstra geeft een overzichtelijk en uitgebreid verslag daarvan, gebruik makend van verhalen die vijf OMT leden hem vertelden. https://www.volkskrant.nl/kijkverder/v/2021/een-jaar-in-het-voetspoor-van-vijf-omt-leden-over-politieke-druk-bedreigingen-en-onderlinge-spanning~v420752/
Ik houd mezelf veel met besluitvorming bezig en de machtsspelen die daar onverbrekelijk mee verbonden zijn. Het verhaal van #Feenstra biedt allerlei mogelijkheden om de complexe besluitvormingsprocessen en de spanningen daarbinnen nader te bekijken. Dit blog is de vierde die ik daarover schrijf
De gearceerde teksten zijn citaten uit het artikel, de rest bestaat uit mijn commentaar.
Het voorgaande
Het OMT was en is de groep die de overheid adviseert vanuit die deskundigheden, die direct nodig zijn om de pandemie waardoor we zijn overvallen te bestrijden. Ze begon haar adviezen met het leveren van enkelvoudige scenario’s en is daarmee doorgegaan. Kern daarin was, dat er geen alternatieven met meerdere scenario’s werden aangeboden, waaruit de overheid er als beslisser er één moest kiezen. Dit met al eerste risico, dat het OMT op de stoel van de overheid kon gaan zitten
Het OMT in confrontatie met menswetenschappelijke visies
Als de eerste golf begint te verlagen start eind april overleg in het OMT over een mogelijke versoepeling van de lockdown. Er komen nieuwe vragen.
In de bestuursvleugel van ziekenhuis Amphia heeft Kluytmans toch een diepe groef op zijn voorhoofd. Hij is bevreesd. ‘Het is voor ons niet meer zo moeilijk om te adviseren hoe je de besmettingen kunt terugdringen’, zegt hij. Lastiger is de periode die nu aanbreekt; een balanceeract tussen versoepelen van restricties en controleren van het virus.
Hoe zorg je ervoor dat mensen in de vakantieperiode gedisciplineerd blijven? Hoe voorkom je een tweede besmettingsgolf tijdens de herfst? En wat als die toch komt, gaan mensen dan weer zo goed meewerken?
De vraag hoe mensen te disciplineren behoort tot niet meer tot het vakgebied van de specialisten in het OMT. Hoe relevant ook, de vragen die Kluytmans komen niet vanuit zijn vakgebied, maar vanuit de menswetenschappen, economie, psychologie, sociologie, politicologie, veranderkunde, onderwijskunde. Gaan de OMT-leden toch zelf met die vragen bezig, dan overschrijden ze de grenzen van hun specialisme, en vallen terug op niet gereflecteerde alle-dag-inzichten die iedere volwassene op dit domein ontwikkelt. De OMT-leden onderkennen dit gevaar.
Wat doen we met de menswetenschappen?
Het OMT blijft in de zomer op de achtergrond, maar onderling discussiëren de leden wel over een belangrijke vraag: is hun blik niet te nauw? Zou het OMT niet moeten bestaan uit sociologen, gedragswetenschappers en economen?
Ze hebben in het voorjaar in hun omgeving gezien hoe destructief adviezen kunnen uitpakken. Kinderen die soms in onprettige omstandigheden thuis kwamen te zitten. Ondernemers, die de wanhoop nabij zijn. De cijfers van huiselijk geweld die blijven oplopen. Kunnen zij die belangen wel genoeg meewegen?
Maatregelen die het OMT adviseert hebben grote gevolgen voor economie, voor het sociale leven, voor de individuele ontwikkeling van jongeren, voor het onderwijs, die niet zo maar kunnen worden gekwantificeerd, en ook niet goed vergeleken met de medische en virologische effecten ervan. Wegen en vergelijken van al die effecten is buitengewoon moeilijk. Zou je al die verschillende wetenschappers moeten laten meepraten binnen één OMT?
Het OMT moet zich beperken
Het is Jaap van Dissel die een einde maakt aan die discussie. Het OMT, zegt hij, moet zich buigen over het virus, over testen, over een exitstrategie. Nu al is soms nauwelijks consensus te vinden. Laat staan als er ook nog economen aan tafel zitten. We zitten er om de kwaal te bestrijden, niet voor de bijwerkingen, is de conclusie. ‘Ik denk’, zegt Kluytmans later, ‘dat hij daar wel gelijk in had.’
Het OMT heeft het zelf al moeilijk om tot compromissen te komen. Ook nog die andere disciplines erbij zal dat onmogelijk maken. Zouden ze misschien wel tot alternatieve scenario’s kunnen komen? Ik denk dat ook dat onmogelijk is. De medisch-biologische deskundigen weten wel verschillende dingen over verschillende onderwerpen, maar ze spreken wel vanuit een overeenkomstige kijk op het menselijk organisme. Er is geen enkele garantie dat dit ook geldt voor de kijk van menswetenschappers op mens en maatschappij. Verschillen in zienswijzen en taal kunnen veel wederzijds onbegrip oproepen. Het zoeken naar compromissen zou eindeloos voortwoekerende discussies en uiteindelijk gevechten hebben opgeleverd.
De menswetenschappers blijven klagende buitenstaanders
Dat in de virusproblematiek de medisch-biologische specialisten het eerste woord moeten hebben lijkt me duidelijk. Zou het om een economische crisis gaan dan zouden economen dat eerste woord hebben gehad. Als menswetenschappers invloed willen hebben, dan moeten ze reageren op dat eerste woord. Zolang dat eerste woord bestaat uit één advies, met één scenario zet dat de menswetenschappers voor een blok. Het is dat advies waarop ze moeten reageren. Ze kunnen aangeven wat de gevolgen zijn van te nemen maatregelen zijn op hun gebied. Ze kunnen dat m.u.v. de economie misschien nauwelijks kwantificeren. Ze worden aan de kant staande roepers, machteloos waarschuwend voor niet medisch-biologische neveneffecten, waarvan de zwaarte niet vergelijkbaar is met de ziektes, de doden en de werkdruk van het zorgpersoneel.
Enkelvoudige advisering en haar consequenties
Door te streven naar enkelvoudige adviezen, ook waar grote tegenstellingen bestonden werd de kwaliteit van die advisering zelf aangetast. Om tot compromissen te komen moesten de betrokken wetenschappers water bij hun eigen wijn doen. Hadden ze hun tegenstellingen omgezet in afzonderlijke, elk goed doordachte alternatieven, dan waren onderscheidingen niet verdoezeld geworden en was er ook heel duidelijk geworden wat er te kiezen viel. De regering had dan een eigen keuze kunnen maken, en zo haar taak als beslisser kunnen uitvoeren. Debatten daarover in de kamer hadden dan ook meer diepgang kunnen krijgen.
Vraag is wel of de regering wel verantwoorde keuzes kan maken waar dat de specialisten niet lukt? De regering bestaat uit leken. Hoe zou die keuzes kunnen maken waar dat de specialisten niet lukt? Het antwoord is, dat de regering haar keuze ook niet hoeft te maken op basis van medisch-biologische overwegingen. Er zijn andere bronnen waaruit ze kan putten, die de OMT specialisten niet ter beschikking staan.
De regering kan heel goed keuzes maken op basis van inzichten buiten de medisch-biologische sfeer. Voor een deel zal ze die halen uit haar vermogen om in de politieke sfeer naar draagvlak te zoeken, binnen de coalitie, binnen de kamers en in de maatschappij. En wat minstens zo belangrijk is, zij kan om reacties vragen van de menswetenschappers, economen, sociologen, psychologen, mensen uit het onderwijs en de zorgsector. Die krijgen in zo’n aanpak eindelijk de mogelijkheid om hun deskundigheid mee te laten spreken over elk van de aangeleverde alternatieven.