Vechten tegen machtsmisbruik 2: een politiek moreel kompas

Inleiding

Jan den Boer, geestelijk verzorger in de krijgsmacht, werkzaam in het Schoolbataljon in Ermelo, zag zich geconfronteerd met een extreem misbruik van macht door de kaderleden, waarvan de vrouwelijke leerlingen voortdurend het slachtoffer waren. Omdat de machtspositie van de kaderleden zeer sterk was en de leerlingen zich niet durfden te verzetten was hij aan handen en voeten gebonden. Alles wat hij hoorde viel onder de geheimhoudingsplicht. Toch moest hij kiezen, niets doen was ook een keuze.

  • Hij had voor een moralistische benadering kunnen kiezen, een open gevecht aangaan, de dingen op tafel leggen en de kaderleden confronteren met hun daden. Met grote kans niets te bereiken en onslagen te worden om dat hij zijn geheimhoudingsplicht had overschreden.
  • Hij had ook een pragmatische benadering kunnen kiezen, de verhoudingen zoals ze waren accepteren, daarbinnen met ieder in gesprek blijven en confrontaties vermijden.

Beide benaderingen hadden grote bezwaren. Schone handen houden, maar zonder effect voor de slachtoffers en als verliezer? Niet erg aantrekkelijk. Meewaaien met de heersende wind, als Geestelijk Verzorger die voor integriteit staat? Ook niet te doen. Wat maakte Jan voor keuze in dit dilemma?

Bouwen aan vertrouwen als basis voor meer

Laten we eerst Jan aan het woord laten.

Als geestelijk verzorger stond ik midden tussen de leerlingen. Ik gaf lessen, ik gaf vormingswerk over ethische problemen rond geweld, die pas kunnen worden besproken als de deelnemers op hun gemak zijn. Dat staat in een sterk contrast met de instructie, waarin het kaderlid deelnemers juist leert om geweld, weliswaar op verantwoorde wijze, toe te passen.

Bij die besprekingen fungeerde ik ook als praatpaal. In alle gevallen voerde en begeleidde ik gesprekken met een vertrouwelijk karakter, altijd afgeschermd van de verhoudingen en de spanningen in het dagelijkse militaire verhoudingen. Geen wonder dat juist in die ontmoetingen verhalen werden verteld over wat er allemaal gebeurde. Ik had dus een goed beeld van wat er allemaal gebeurde.

Jan kon door zijn functie een netwerk aan vertrouwensrelaties met de leerlingen ontwikkelen. Al mocht hij niets naar buiten brengen hij hoorde veel. En het netwerk bood wel allerlei mogelijkheden voor ondersteuning. Laten we die eens verkennen.

Leerlingen aanspreken op hun verantwoordelijkheid en hun keuzes

Omdat gedurende langere tijd er geen leerlingen waren die naar buiten durfden te gaan kon ik dat ook niet doen. Ik maakte dat mijn gesprekspartners steeds zeer duidelijk.

Jan kon zelf weliswaar niets naar buiten brengen, maar hij kon leerlingen wel duidelijk maken dat zij een sleutel in handen hadden om iets aan de situatie doen. Door dat steeds duidelijk te maken hoefde hij mogelijke kansen op een doorbraak niet zo maar te laten passeren. Maar hij deed meer.

Leerlingen mentaal ondersteunen en praktisch helpen

Wat ik wel deed was de ruimte en veiligheid geven voor gesprekken en verhalen. En zo veel mogelijk aanwezig zijn bij allerlei activiteiten en oefeningen. Waar dat mogelijk was luisterde ik en leefde ik mee met de problemen, waarover werd verteld. Ik hielp jongens en meisjes die een advies tot afsluiting kregen. Ik hielp hen om protest aan te tekenen. Ik ondersteunde ook als iemand terug naar huis weggestuurd. Ik ben meegegaan met een meisje en heb thuis met haar en haar ouders daarover gesproken. Ik deed dat niet in het geheim, ik liet ook merken dat ik dit deed, daarmee tegelijk de duidelijk makend wat de normen en waarden zijn voor de omgang met medemensen. De verhalen daarover versterkten mijn vertrouwenspositie bij de jonge militairen. Zou zich een mogelijkheid voordoen om naar buiten te treden, dan beschikte ik over een groot strategisch netwerk aan vertrouwensrelaties.

Binnen een begrensde ruimte zoeken naar de beste mogelijkheden

De ruimte die Jan door het onderling vertrouwen kreeg gaf hem extra mogelijkheden om leerlingen te ondersteunen, ook als ze in verzet gingen tegen adviezen van kaderleden. Dat ondersteunen deed hij niet in het geheim. Hij nam zijn positie in, vertelde duidelijk wat wat wel en niet hoorde, aansluitend bij de gevoelens van onrecht, die bij de leerlingen leefden. Hij was zo duidelijk, dat ook de kaderleden dit wisten.

Ik werd door de kaderleden gewantrouwd. Zij wisten natuurlijk van mijn vertrouwelijke gesprekken met de jonge militairen, en hielden daar rekening mee in de strategie die ze hadden ontwikkeld om hun activiteiten buiten zicht te houden van de autoriteiten. Zij probeerden op verschillende manieren te voorkomen dat leerlingen zouden praten. Eén keer dwongen ze een zieke leerling toch mee te gaan op oefening, bezorgd dat die na een recent incident zou gaan praten in de ziekenboeg. Als ze bij mij kwamen kregen ze als waarschuwing me niet alles te vertellen. Ik werd zelf ook verbaal en niet-verbaal bedreigd. Ik liet me niet verlokken tot een confrontatie die zij zouden kunnen gebruiken om mij uit te schakelen.

Een combinatie van moralisme en pragmatisme

iJan werd een voor de kaderleden ongrijpbare tegenspeler, niet sterk genoeg om hun positie te bedreigen, maar ook geen meeloper, iemand om rekening mee te houden. Pragmatisch in die zin, dat hij zich niet liet pakken door de kaderleden. Pragmatisch omdat hij directe confrontaties en verloren gevechten met de kaderleden vermeed. Dat pragmatisme betekende echter niet dat hij zich volledig neerlegde bij de situatie. Hij maakte leerlingen allereerst en terecht duidelijk, dat zijzelf ook een keuze hadden. Hij deed dat niet veroordelend, maar met begrip voor hun angst, en bevorderde de kans, op leerlingen die op een bepaald moment wel de confrontatie zouden durven aangaan.

Door het opbouwen van vertrouwensrelatie schiep hij zichzelf ook een ruimte, waarin hij keuzes kon maken, zonder vrees dat dit tot negatieve gevolgen kon leiden. Binnen die keuzeruimte koos hij voor het actief helpen van leerlingen, en ook voor duidelijkheid over die hulp naar de kaderleden toe. Hij liet zich daarbij niet intimideren door dreigingen van de kaderleden. Bij het scheppen van die ruimte en bij het kiezen voor openlijke steun liet hij zich door moraal leiden.

Moreel pragmatisme als politiek-moreel kompas

 

Jan den Boer kwam als professional terecht in een zeer complexe machtsverhouding tussen onderdrukkers en onderdrukten. Om daarin een moreel verantwoorde weg te vinden kon puur moralisme hem niet helpen. Hij hoefde echter daarmee de mogelijkheden van moraal als richtinggever niet op te geven. Moralisme bood daarvoor een te eenvoudig politiek-moreel kompas. Met een meer complex kompas, ik noem dat moreel pragmatisme, kon hij verantwoorde keuzes maken, met de erkenning dat voor een mens niet alles haalbaar is, en ook niet hoeft te zijn.

 

Professionals en macht nogmaals

 

Tussen pragmatisme en moralisme bevindt zich een tussengebied, dat mogelijkheden biedt om beide te combineren. Jan laat in zijn verhaal zien hoe hij zich in dat tussengebied bewoog. Meegaand met wat niet te keren was, maar tegelijk actief om ‘ervan te maken wat ervan te maken was’.

Het is heel goed te begrijpen dat professionals met beroepseer, met hart voor de inhoud en het belang van hun expertise weigeren om zich alleen maar uit pragmatisme te voegen in allerlei spel, en afstand te nemen van wat hun inzichten te bieden hebben. Dat geldt niet alleen voor Geestelijk Verzorgers, dat geldt voor professionals in het algemeen, binnen wat voor specialisme dan ook. Het is ook heel goed te begrijpen dat moralisme, hoe verleidelijk misschien, geen oplossing is. Klokkenluiders die alleen door moralisme worden gedreven, laten zien wat het betekent om nodeloos slachtoffer te worden.

Moreel pragmatisme als politiek-moreel kompas levert een betere leidraad. Alleen, is die leidraad voldoende? Of is er nog meer nodig? De volgende blog laat zien hoe de geschiedenis met het schoolbataljon afliep, en levert op die vraag een antwoord.